ECLI:NL:CRVB:2014:4185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WGA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die sinds 14 februari 2005 arbeidsongeschikt is door fibromyalgie. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 15 januari 2007 vastgesteld dat appellante per 12 februari 2007 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, maar heeft haar later een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Na een medisch onderzoek in 2009 concludeerde de verzekeringsarts dat de beperkingen van appellante adequaat waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat zij geschikt was voor andere functies. Het Uwv besloot op 27 oktober 2009 de WGA-uitkering per 28 december 2009 te beëindigen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stelde dat haar klachten niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zittingen is appellante niet verschenen, maar later heeft zij haar standpunt toegelicht. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische beoordeling door het Uwv onderschreven en vastgesteld dat er geen objectieve medische argumenten zijn om aan te nemen dat appellante op de datum in geding meer beperkt was dan aangenomen. De Raad concludeert dat het Uwv terecht de WGA-uitkering heeft beëindigd en bevestigt de aangevallen uitspraak.