ECLI:NL:CRVB:2014:4205

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
13-3650 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging loongerelateerde WGA-uitkering en geschiktheid functies na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de loongerelateerde WGA-uitkering van appellante. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich op 5 februari 2007 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar per 18 juli 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht en de WGA-uitkering beëindigd. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde haar bezwaar ongegrond.

In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere gronden, maar diende geen nieuwe medische informatie in ter onderbouwing van haar standpunt, ondanks een toezegging. De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende had besproken en dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was geweest. De Raad bevestigde dat de bezwaarverzekeringsarts de beperkingen van appellante correct had vastgesteld en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, geschikt waren voor haar.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand bleven. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier S.K. Dekker.

Uitspraak

13/3650 WIA
Datum uitspraak: 12 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
30 mei 2013, 11/2883 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats](appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op verzoek van de Raad heeft het Uwv een reactie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. I. Heijselaar, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was laatstelijk werkzaam als schoonmaakster. Voor dat werk heeft zij zich op 5 februari 2007 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Bij besluit van 26 maart 2010 heeft het Uwv appellante met ingang van 26 november 2009 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 47,2%.
1.2.
Bij besluit van 17 mei 2011 heeft het Uwv de WGA-uitkering van appellante beëindigd per 18 juli 2011, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 23 september 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken dat het medisch onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit voor wat betreft de lichamelijke en psychische beperkingen van appellante berust op een deugdelijke medische grondslag. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak daartoe het volgende overwogen, waarbij voor eiseres, appellante, voor verweerder, het Uwv en voor bezwaarverzekeringsarts, verzekeringsarts bezwaar en beroep gelezen moet worden:
“De rechtbank heeft ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde beperkingen, zoals weergegeven in de FML van 8 augustus 2011. De conclusies die zijn getrokken door de bezwaarverzekeringsarts zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk. In verband met de klachten van eiseres zijn in de FML van 8 augustus 2011 beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en werktijden. De informatie van de huisarts van eiseres kan naar het oordeel het standpunt van eiseres niet onderbouwen dat zij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. De huisarts heeft in de brief van 27 juli 2011 overwogen dat werk goed zou zijn voor eiseres om uit het isolement te komen. Het feit dat de mogelijkheden en de energie van eiseres volgens de huisarts beperkt zouden zijn kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat een urenbeperking is aangewezen, omdat de oorzaak van de beperkte energie van eiseres volgens de huisarts is gelegen in de zorg van haar twee kinderen. Daarin ziet de rechtbank met verweerder geen grond voor een urenbeperking. Het huisartsenjournaal kan voorts niet leiden tot de conclusie dat verweerder de beperkingen van eiseres heeft onderschat, omdat niet is toegelicht welke aanvullende beperkingen daaruit zouden moeten worden afgeleid. Daarbij komt dat de bezwaarverzekeringsarts de informatie van de huisarts heeft betrokken in haar beoordeling. Nu de in de beroepsgronden vermelde zwangerschap van eiseres en de daaropvolgende miskraam hebben plaatsgevonden na de datum in geding van 18 juli 2011, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de psychische problemen die daaruit mogelijk zijn ontstaan niet kunnen leiden tot extra beperkingen op de datum in geding.”
2.2.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat zij geen aanleiding had om te oordelen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die tevens de beschikking had over een rapport van
23 februari 2010 van de door de verzekeringsarts geraadpleegde psychiater R.A. Achilles, de lichamelijk en psychische beperkingen van appellante heeft onderschat.
2.3.
Voorts heeft het Uwv naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en toereikend gemotiveerd waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, ondanks enkele signaleringen in de formulieren Resultaat functiebeoordeling, toch geschikt zijn voor appellante. Gezien de omstandigheid dat de geschiktheid voor deze functies eerst in beroep door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep afdoende is gemotiveerd heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante, onder verwijzing naar hetgeen zij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht, aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en beperkingen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep van appellante is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank voor zover daarbij de rechtgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand zijn gelaten.
4.2.
Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is een herhaling van de gronden die zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden afdoende gemotiveerd besproken. In hoger beroep heeft appellante ondanks een toezegging daartoe geen medische informatie ingediend ter onderbouwing van haar standpunt.
4.3.
De op verzoek van de Raad door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij rapport van 22 oktober 2014 gegeven verduidelijking bevestigt de geschiktheid van appellante voor de geduide functies.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2014.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) S.K. Dekker
JvC