ECLI:NL:CRVB:2014:4220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WAO-uitkering had aangevraagd na een eerdere toekenning die in 1997 was stopgezet. Appellant had zijn werkzaamheden in 1991 gestaakt vanwege gezondheidsklachten en ontving tot 1997 een WAO-uitkering. Na een verzoek om heropening van zijn uitkering in 2012, werd dit door het Uwv geweigerd, omdat er geen periode van toegenomen arbeidsongeschiktheid kon worden vastgesteld. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen deze weigering ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, waarbij hij stelde dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat het Uwv geen medisch onderzoek had verricht. De Raad oordeelde dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid problematisch kan zijn bij een lange periode tussen de intrekking van de uitkering en de aanvraag voor herbeoordeling. De Raad bevestigde dat het Uwv op goede gronden had geoordeeld dat er geen periode van toegenomen arbeidsongeschiktheid was aan te wijzen, en dat de medische gegevens die door appellant waren ingediend, niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat een persoonlijk medisch onderzoek niet noodzakelijk was, gezien de lange tijd die was verstreken sinds de intrekking van de uitkering en het feit dat alle relevante medische gegevens waren betrokken in de beoordeling. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.