ECLI:NL:CRVB:2014:4224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en passendheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 27 januari 2012, waarin werd vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 augustus 2011 minder dan 35% was, waardoor hij geen recht meer had op een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
Appellant voert in hoger beroep aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de verzekeringsarts onvoldoende rekening zou hebben gehouden met zijn psychische en lichamelijke toestand. Hij betwist de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en stelt dat de verzekeringsarts selectief gebruik heeft gemaakt van medische informatie. De Raad heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd en geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een deugdelijk gemotiveerde reactie heeft gegeven op de bezwaren van appellant. De Raad heeft geen redenen om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts en heeft vastgesteld dat appellant in staat is om niet te zwaar belastend werk te verrichten.
De Raad heeft ook de argumenten van appellant over de vooringenomenheid van de verzekeringsarts en de geschiktheid van de geselecteerde functies beoordeeld. De Raad oordeelt dat de informatie van de behandelende sector niet afdoet aan de conclusies van de verzekeringsarts en dat de geselecteerde functies medisch passend zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd. De uitspraak is gedaan door H. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier.