ECLI:NL:CRVB:2014:4409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.C.P. Venema
- G. van Zeben-de Vries
- M.I. ’t Hooft
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status van een brief van een thuiszorgorganisatie als besluit onder de Wmo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de vraag of een brief van een thuiszorgorganisatie, waarin werd medegedeeld dat bij korte afwezigheid van de huishoudelijke hulp geen vervanging wordt ingezet, kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellante had bezwaar gemaakt tegen deze brief, maar het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, stellende dat de brief geen publiekrechtelijke rechtshandeling betrof.
De Raad heeft vastgesteld dat de brief van de thuiszorgorganisatie niet kan worden aangemerkt als een besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank dat er geen aanknopingspunten zijn voor de opvatting dat de brief een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudt. De Raad benadrukt dat het college verantwoordelijk blijft voor de vastgestelde zorgtoekenning en dat de brief van de thuiszorgorganisatie geen invloed heeft op de compensatieplicht van het college onder de Wmo.
De Raad concludeert dat er geen rechtsbeschermingstekort is, aangezien het college aanspreekbaar blijft voor de Wmo-voorzieningen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met H.C.P. Venema als voorzitter en G. van Zeben-de Vries en M.I. ’t Hooft als leden, in aanwezigheid van griffier M. Crum.