Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2014.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft [naam B.] namens appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 april 2013. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld over een geschil met de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het beroepschrift van appellant is op 6 juni 2013 per fax ter griffie ontvangen, maar de Raad heeft geen bewijs kunnen vinden van een eerder ingediend beroepschrift van 29 april 2013. De gemachtigde van appellant heeft in een faxbericht op 6 juni 2013 aangegeven dat hij geen informatie had ontvangen over de status van het hoger beroep en heeft geprobeerd het beroepschrift te traceren. De Raad heeft appellant vervolgens verzocht om bewijs van verzending van het beroepschrift en heeft erop gewezen dat er griffierecht van € 118,- verschuldigd is voor het indienen van het hoger beroep.
De gemachtigde heeft echter niet gereageerd op de verzoeken van de Raad en het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn betaald. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet in verzuim is geweest, maar dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij eerder dan 6 juni 2013 hoger beroep heeft ingesteld. De termijn voor het indienen van het hoger beroep is overschreden en er zijn geen redenen aangevoerd om deze termijnoverschrijding te verontschuldigen. Hierdoor heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk is.
De uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 februari 2014. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan door belanghebbenden of het bestuursorgaan.