ECLI:NL:CRVB:2014:468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van herhaalde aanvraag langdurigheidstoeslag zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Utrecht. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had herhaaldelijk een aanvraag ingediend voor een langdurigheidstoeslag. De eerste aanvraag werd afgewezen omdat de appellant niet kon aantonen hoe hij had geleefd in de periode tussen zijn bijstandsuitkeringen. De appellant diende een tweede aanvraag in, maar deze werd ook afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren ten opzichte van de eerste aanvraag. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van bezwaar tegen de eerste afwijzing was verstreken en dat de appellant geen verschoonbare termijnoverschrijding had aangetoond. De Raad concludeerde dat de appellant in zijn tweede aanvraag geen nieuwe feiten had aangedragen die de afwijzing konden rechtvaardigen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht de aanvragen terecht had afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van nieuwe feiten bij herhaalde aanvragen en de strikte termijnen die gelden voor het indienen van bezwaar. De Raad concludeerde dat de appellant niet in zijn recht was en dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand bleef.