ECLI:NL:CRVB:2014:515

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
13-1806 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een appellante die bezwaar heeft gemaakt tegen de beëindiging van haar nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb) per 1 september 2011, omdat haar jongste kind de leeftijd van 18 jaar had bereikt. Appellante stelde dat zij het besluit pas op 15 september 2011 had ontvangen, wat leidde tot een termijnoverschrijding voor het indienen van bezwaar. De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de termijn was overschreden en de verklaring van appellante over de late ontvangst ongeloofwaardig werd geacht.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de verklaring van appellante dat zij het besluit pas op 15 september 2011 had ontvangen, niet geloofwaardig achtte. Dit werd onderbouwd door een huisbezoek op 14 september 2011, waaruit bleek dat appellante al op de hoogte was van de inhoud van het besluit. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij gedurende de bezwaartermijn ziek was en medische verklaringen overgelegd.

De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier J.C. Hoogendoorn.

Uitspraak

13/1806 ANW
Datum uitspraak: 19 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 februari 2013, 12/77 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2013. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 25 juli 2011 heeft de Svb aan appellante meegedeeld dat de aan haar toegekende nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering met ingang van 1 september 2011 worden beëindigd, omdat haar jongste kind op 6 augustus 2011 de leeftijd van 18 jaar bereikt.
1.2. Bij fax van 15 september 2011 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Als reden voor de termijnoverschrijding heeft appellante aangegeven dat zij het besluit pas die dag heeft ontvangen.
1.3. Bij beslissing op bezwaar van 29 november 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 25 juli 2011 niet-ontvankelijk verklaard omdat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden. Ter motivering wordt opgemerkt dat de verklaring ten aanzien van de late ontvangst van het besluit ongeloofwaardig is, aangezien uit een huisbezoek van
14 september 2011 is gebleken dat appellante die dag al op de hoogte was van de inhoud van het besluit van 25 juli 2011.
2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Met de Svb acht de rechtbank niet geloofwaardig de verklaring van appellante dat zij het besluit van
25 juli 2011 pas op 15 september 2011 heeft ontvangen. Hiervoor is van belang dat appellante tijdens het gesprek op 14 september 2011 met de sociaal attaché in Marokko heeft verklaard dat haar uitkering is gestopt, omdat haar jongste zoon 18 jaar is geworden. Uit deze verklaring blijkt volgens de rechtbank overtuigend dat appellante het besluit van 25 juli 2011 in ieder geval die dag al ontvangen moet hebben. Verder heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat er vertraging is opgetreden in de postbezorging.
3.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij gedurende de bezwaartermijn opgenomen is geweest en heeft daartoe medische verklaringen ingezonden.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Tussen partijen is slechts in geschil de vraag of de overschrijding van de bezwaartermijn ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verschoonbaar is.
4.3.
Allereerst onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen en maakt deze tot de zijne. Het volgende wordt daaraan toegevoegd.
4.4.
Uit de door appellante overgelegde medische verklaringen is niet gebleken dat zij gedurende de (gehele) bezwaartermijn wegens ziekte buiten staat was tijdig bezwaar aan te (laten) tekenen. Hetgeen appellante heeft aangevoerd levert geen omstandigheden op die ertoe leiden de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten in de zin van artikel 6:11 van de Awb.
4.5.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2014.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) J.C. Hoogendoorn

IJ

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée;
Par conséquent, décidée par T.L. de Vries en présence de J.C. Hoogendoorn en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 19 février 2014.