ECLI:NL:CRVB:2014:515
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een appellante die bezwaar heeft gemaakt tegen de beëindiging van haar nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb) per 1 september 2011, omdat haar jongste kind de leeftijd van 18 jaar had bereikt. Appellante stelde dat zij het besluit pas op 15 september 2011 had ontvangen, wat leidde tot een termijnoverschrijding voor het indienen van bezwaar. De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de termijn was overschreden en de verklaring van appellante over de late ontvangst ongeloofwaardig werd geacht.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de verklaring van appellante dat zij het besluit pas op 15 september 2011 had ontvangen, niet geloofwaardig achtte. Dit werd onderbouwd door een huisbezoek op 14 september 2011, waaruit bleek dat appellante al op de hoogte was van de inhoud van het besluit. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij gedurende de bezwaartermijn ziek was en medische verklaringen overgelegd.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier J.C. Hoogendoorn.