ECLI:NL:CRVB:2014:517
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, de enige erfgenaam van zijn overleden vader, tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) waarin een terugvordering van een te hoog uitbetaald bedrag aan AOW-toeslag werd aangekondigd. Appellant heeft op 21 maart 2012 telefonisch contact opgenomen met de Svb en heeft op 14 mei 2012 een bezwaarschrift ingediend tegen het terugvorderingsbesluit. De Svb verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten en stelde dat de onduidelijkheid over de bezwaartermijn was veroorzaakt door foutieve rechtsmiddelenvoorlichting van de Svb. Hij betoogde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat, hoewel de Svb foutieve informatie had verstrekt, appellant tijdens het telefonisch contact op 21 maart 2012 was geïnformeerd dat hij binnen zes weken schriftelijk bezwaar moest maken. Dit betekende dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, en het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 februari 2014.