ECLI:NL:CRVB:2014:537
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Weigering vergoeding voor medische hulpmiddelen op basis van te late aanvraag
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1931 en erkend als burger-oorlogsslachtoffer, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant had in april 2012 een declaratie ingediend voor de vergoeding van een handloep en een koptelefoon, die hij in respectievelijk november 2009 en oktober 2010 had aangeschaft. De aanvraag voor vergoeding was echter te laat ingediend, aangezien deze uiterlijk voor 31 december 2010 en 31 december 2011 had moeten worden ingediend. Verweerder heeft de vergoeding op goede gronden geweigerd, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de wijze van besluitvorming door verweerder afweek van de gebruikelijke procedure. De Raad oordeelde dat verweerder de ingediende declaratie als een aanvraag voor toekenning van voorzieningen had moeten beschouwen, in plaats van een nieuwe procedure te starten. De Raad heeft het besluit van 3 juli 2012 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten, omdat de aanvraag voor de vergoeding van de handloep en de koptelefoon te laat was ingediend.
De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn aangetoond. De uitspraak is gedaan door R. Kooper, met M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2014.