ECLI:NL:CRVB:2014:537

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 februari 2014
Publicatiedatum
20 februari 2014
Zaaknummer
12-6613 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergoeding voor medische hulpmiddelen op basis van te late aanvraag

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1931 en erkend als burger-oorlogsslachtoffer, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant had in april 2012 een declaratie ingediend voor de vergoeding van een handloep en een koptelefoon, die hij in respectievelijk november 2009 en oktober 2010 had aangeschaft. De aanvraag voor vergoeding was echter te laat ingediend, aangezien deze uiterlijk voor 31 december 2010 en 31 december 2011 had moeten worden ingediend. Verweerder heeft de vergoeding op goede gronden geweigerd, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de wijze van besluitvorming door verweerder afweek van de gebruikelijke procedure. De Raad oordeelde dat verweerder de ingediende declaratie als een aanvraag voor toekenning van voorzieningen had moeten beschouwen, in plaats van een nieuwe procedure te starten. De Raad heeft het besluit van 3 juli 2012 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten, omdat de aanvraag voor de vergoeding van de handloep en de koptelefoon te laat was ingediend.

De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn aangetoond. De uitspraak is gedaan door R. Kooper, met M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2014.

Uitspraak

12/6613 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 november 2012, kenmerk BZ01524153 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2013. Daar is appellant niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1931, is op grond van lichamelijke invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Aanvaard is dat de status na enucleatie linkeroog, corneatransplantatie rechteroog, onderarmprothese links en gehoorproblematiek links in verband staan met het door hem meegemaakte oorlogsgeweld.
1.2.
In april 2012 heeft appellant bij verweerder een declaratie ingediend voor een door hem in november 2009 aangeschafte handloep met verlichting, een in oktober 2010 aangeschafte koptelefoon van Sennheiser voor de tv, brillenglazen en een speciale telefoon. Bij besluit (betalingsbeschikking) van 18 mei 2012 heeft verweerder de gedeclareerde kosten niet voor vergoeding in aanmerking gebracht. Deze afwijzing is na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 juli 2012 op de grond dat de voorzieningen waarvoor de kosten zijn gemaakt niet middels een beschikking aan appellant zijn toegekend.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het bezwaarschrift van 21 mei 2012 in behandeling genomen als een aanvraag van appellant om toekenning van een vergoeding voor de aanschaf van een handloep, koptelefoon, speciale telefoon en een rechterbrillenglas. Bij besluit van
28 augustus 2012 zijn aan appellant de kosten vergoed voor de aanschaf van een speciale telefoon en een rechterbrillenglas. Geen vergoeding is toegekend voor de aanschaf van de koptelefoon en de handloep. De medisch adviseur achtte de handloep en de koptelefoon wel medisch geïndiceerd, maar verweerder heeft geen vergoeding toegekend omdat de aanvraag daartoe niet tijdig is ingediend. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.
In beroep komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
De wijze van besluitvorming zoals verwoord onder 1.2 en 1.3 wijkt af van de gebruikelijke werkwijze van verweerder en kan mede daarom niet worden aanvaard. Het had op de weg van verweerder gelegen om de ingediende declaratie (mede) aan te merken als een aanvraag van appellant om toekenning van de voorzieningen. In plaats daarvan is ten onrechte een geheel nieuwe procedure opgestart. Nu verweerder bij begeleidende brief van 3 juli 2012 aan appellant heeft bericht dat de aanvraag om voorzieningen nog in behandeling is, kan appellant niet worden verweten dat hij niet reeds beroep heeft ingesteld tegen het besluit van
3 juli 2012. Het onderhavige beroep moet als zulk een beroep worden aangemerkt. Het besluit van 28 augustus 2012 en het bestreden besluit zijn (slechts) aan te merken als een nadere toelichting op het besluit van 3 juli 2012. Laatstgenoemd besluit dient wegens strijd met
artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te worden vernietigd. Vervolgens zal worden beoordeeld of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
2.2.
De weigering van verweerder om een vergoeding te verstrekken van de aangeschafte handloep en de koptelefoon berust op het standpunt dat de aanvraag daartoe te laat is ingediend.
2.3.
In artikel 40 van de Wubo is onder meer bepaald dat de vergoeding ingaat op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend. Op grond van artikel 2 van de Regeling ingangsdatum voorzieningen Wubo kan verweerder hierop een uitzondering maken indien de aanvraag uiterlijk is ingediend vóór het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kosten zijn gemaakt.
2.4.
Appellant heeft de handloep aangeschaft in november 2009 en de koptelefoon in oktober 2010. Om die kosten vergoed te kunnen krijgen had hij de aanvraag uiterlijk 31 december 2010 respectievelijk 31 december 2011 bij verweerder moeten indienen. Zoals onder 1.2 is aangegeven dateert de aanvraag van april 2012. Dat is in beide gevallen ruim na de datum waarop de aanvraag uiterlijk kon worden ingediend. Verweerder heeft dan ook op goede gronden de gevraagde vergoedingen geweigerd.
2.5.
Het voorgaande is voor de Raad aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het beroep, dat wordt geacht te zijn gericht tegen het besluit van 3 juli 2012,
gegrond en vernietigt dit besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 35,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2014.
(getekend) R. Kooper
(getekend) M.R. Schuurman

HD