ECLI:NL:CRVB:2014:563

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
12-1681 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van verzekeringstatus bij overlijden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft appellante, die een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) heeft aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot, [betrokkene], op 13 juli 2010 in Marokko. De aanvraag werd afgewezen omdat [betrokkene] op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de Sociale verzekeringsbank (Svb).

In hoger beroep heeft appellante aangegeven bereid te zijn om premies te betalen voor een postume verzekering voor de ANW van haar overleden echtgenoot, en heeft zij haar slechte financiële situatie uiteengezet. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de bereidheid van appellante om premies te betalen en haar financiële positie niet afdoen aan de rechtmatigheid van het besluit van de Svb. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak.

De uitspraak benadrukt dat de voorwaarden voor het verkrijgen van een nabestaandenuitkering strikt zijn en dat de verzekeringstatus op het moment van overlijden cruciaal is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

12/1681 AOW
Datum uitspraak: 21 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 februari 2012, 11/2943 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 2 september 2013 heeft mr. S.E.B. den Boer, advocaat, zich als gemachtigde van appellante gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2014. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante, geboren in 1957, woont in Marokko en bezit de Marokkaanse nationaliteit. In 1977 is appellante gehuwd met [betrokkene], die geboren is in 1930. [betrokkene] heeft vanaf 1965 in Nederland gewoond en gewerkt en is in 1985 naar Marokko geremigreerd.
1.2. Op 13 juli 2010 is [betrokkene] in Marokko overleden.
1.3. Vervolgens heeft appellante een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. Op deze aanvraag is bij besluit van 27 januari 2011 afwijzend beslist op de grond dat [betrokkene] op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was. Appellantes bezwaar hiertegen is bij besluit van 24 mei 2011 (bestreden besluit) door de Svb ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante evenals in beroep te kennen gegeven dat zij bereid is om alsnog premies te betalen voor een (postume) verzekering voor de ANW van [betrokkene] en dat zij in een slechte financiële positie verkeert.
3.2.
De Raad onderschrijft de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde overwegingen en maakt deze geheel tot de zijne. De bereidheid van appellante om premies te betalen voor een (postume) verzekering voor de ANW en de financiële positie van appellante kunnen niet af doen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
De Raad ziet geen grond voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2014.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) I.J. Penning
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

JL

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. Simon en présence de I.J. Penning en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 21 février 2014.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.