ECLI:NL:CRVB:2014:603

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
13-55 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ouderdomspensioen op grond van onvoldoende bewijs van AOW-verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Marokko woont, had verzocht om toekenning van een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij stelde dat hij in 1947 was geboren en in de jaren zestig en zeventig in Nederland had gewerkt. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had zijn aanvraag echter afgewezen, omdat niet was gebleken dat hij voor de AOW verzekerd was geweest.

De Svb had in een eerder besluit, gedateerd op 6 oktober 2011, vastgesteld dat appellant niet als ingezetene van Nederland was aangemerkt en dat er geen bewijs was dat hij in Nederland had gewerkt. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 19 november 2012, waarbij werd geoordeeld dat de Svb voldoende onderzoek had verricht en dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Nederland verzekerd was.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn stelling dat hij in Nederland had gewerkt, maar kon hij geen aanvullend bewijs leveren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb toereikend onderzoek had verricht en dat het risico van onopgehelderde feiten bij appellant lag. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat appellant ooit in Nederland had gewoond of gewerkt, en bevestigde daarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon, in aanwezigheid van griffier I.J. Penning, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

13/55 AOW
Datum uitspraak: 21 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
19 november 2012, 12/2014 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2014. Appellant is met kennisgeving van verhindering niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, die in Marokko woont, heeft de Svb verzocht om hem een ouderdomspensioen toe te kennen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarbij heeft appellant te kennen gegeven dat hij [in] 1947 is geboren en eind jaren zestig, begin jaren zeventig van de vorige eeuw in Nederland in loondienst heeft gewerkt.
1.2. Op deze aanvraag is bij besluit van 6 oktober 2011 afwijzend beslist op de grond dat niet is gebleken dat appellant voor de AOW verzekerd is geweest. Het bezwaar van appellant hiertegen is bij besluit van 9 maart 2012 (bestreden besluit) door de Svb ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat niet is gebleken dat appellant ingezetene van Nederland is geweest en evenmin dat hij in Nederland heeft gewerkt.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat - kort gezegd - de Svb toereikend onderzoek heeft verricht en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Nederland voor de AOW verzekerd is geweest.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant evenals in beroep gesteld dat hij wel degelijk in Nederland heeft gewerkt. Daarbij is door appellant aangetekend dat hij van deze stelling geen nader bewijs kan bijbrengen en dat dit gelet op het tijdsverloop ook niet van hem mag worden gevergd.
3.2.
De Raad onderschrijft wat de rechtbank heeft overwogen in de aangevallen uitspraak. Nu ook naar het oordeel van de Raad de Svb toereikend onderzoek heeft verricht, rust het risico dat relevante feiten onopgehelderd blijven bij appellant. Geconcludeerd moet worden dat niet is gebleken dat appellant op enig moment in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Appellant is dan ook terecht niet als verzekerde aangemerkt ingevolge de AOW.
4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2014.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) I.J. Penning
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.

QH

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. Simon en présence de I.J. Penning en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 21 février 2014.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas:
Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.