ECLI:NL:CRVB:2014:604
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van schuldig nalatig stellen door de Sociale verzekeringsbank over het jaar 2005
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, vertegenwoordigd door A.H. van Leeuwen, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die hem schuldig nalatig had verklaard voor het niet betalen van een belastingaanslag over het jaar 2005. De Svb had in een besluit van 5 mei 2011 vastgesteld dat appellant een openstaande schuld van € 147,00 aan de belastingdienst niet had voldaan, wat leidde tot de conclusie dat hij schuldig nalatig was. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij verwijtbaar nalatig was. Hij stelde dat zijn gemachtigde, die in een ernstige situatie verkeerde, een misslag had begaan die als verschoonbaar moest worden aangemerkt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de omstandigheden die appellant aanvoerde niet voldoende waren om te concluderen dat het niet betalen van de premies hem niet kon worden toegerekend. De Raad benadrukte dat de gevolgen van het handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel voor rekening komen van degene die de gemachtigde heeft aangesteld.
De Raad concludeerde dat de Svb terecht had besloten appellant schuldig nalatig te stellen en dat het hoger beroep niet kon slagen. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 februari 2014.