ECLI:NL:CRVB:2014:946

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
12-3403 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Bruning
  • M.M. Spaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde voorschotten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De appellant, die sinds 3 juni 2009 uitgevallen was met psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. De verzekeringsarts concludeerde na onderzoek dat er geen sprake was van verminderde benutbare mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. Dit oordeel werd ondersteund door een psychiater, H. Kondakçi, die in zijn rapport van 15 juni 2011 stelde dat er onvoldoende valide aanwijzingen waren voor een psychiatrische stoornis. Het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering met ingang van 1 juni 2011 en heeft onverschuldigd betaalde voorschotten teruggevorderd.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de verzekeringsartsen zorgvuldig medisch onderzoek hebben verricht. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar de Raad oordeelde dat de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen niet in twijfel zijn getrokken. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische stukken zijn ingediend die aanleiding geven om de eerdere oordelen te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor objectieve medische gegevens bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering te weigeren en de terugvordering van voorschotten te handhaven, onderschreven.

Uitspraak

12/3403 WIA
Datum uitspraak: 14 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
26 april 2012, 11/4068 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Aan dit geding heeft tevens als partij deelgenomen [naam N.V.] te [vestigingsplaats] (werkgeefster)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.M. Spoor, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en nadere medische stukken ingezonden.
Werkgeefster heeft een zienswijze ingediend.
Bij brief van 13 december 2012 heeft mr. Ö. Kibaroglu-Batur, advocaat, zich als gemachtigde gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2014. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.

OVERWEGINGEN

1.1. Voor een uitvoerige weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.2. Appellant, laatstelijk werkzaam als allround logistiek medewerker, is op 3 juni 2009 uitgevallen met psychische klachten. Appellant is naar aanleiding van een aanvraag van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) op
28 maart 2011 onderzocht door een verzekeringsarts. Omdat het voor de verzekeringsarts niet duidelijk was in hoeverre appellant op dat moment of op termijn psychisch belastbaar was en of een klinische behandeling noodzakelijk was, heeft de verzekeringsarts een expertise door een psychiater aangewezen geacht. De psychiater H. Kondakҫi heeft appellant op 31 mei 2011 onderzocht en zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 15 juni 2011. Psychiater Kondakҫi heeft in zijn rapport geconcludeerd dat er bij appellant onvoldoende valide aanwijzingen zijn om een psychiatrische stoornis in engere zin te objectiveren dan wel te diagnosticeren. In een nader rapport van 7 juli 2011 heeft de verzekeringsarts op basis van het rapport van psychiater Kondakҫi geconcludeerd dat bij appellant geen sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Op basis van deze grond heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 1 juni 2011 geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan. Dit is appellant bij besluit van 8 juli 2011 meegedeeld.
1.3. Bij besluit van 25 juli 2011 heeft het Uwv van appellant de onverschuldigd betaalde voorschotten vanaf 1 juni 2011 tot een bedrag van € 2.056,68 teruggevorderd, omdat met ingang van 1 juni 2011 geen recht bestaat op een WIA-uitkering.
1.4. In de bezwaarprocedure heeft de bezwaarverzekeringsarts appellant gesproken op de hoorzitting op 25 oktober 2011. Na bestudering van de dossierstukken heeft de bezwaarverzekeringsarts in een rapport van 28 oktober 2011 gemotiveerd te kennen gegeven het standpunt van de verzekeringsarts te volgen. Bij beslissing op bezwaar van 2 november 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen de besluiten van
8 juli 2011 en 25 juli 2011 ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de verzekeringsartsen een zorgvuldig medisch onderzoek hebben ingesteld. Gelet op de op het verzoek van de verzekeringsarts verrichte psychiatrische expertise, de opgestelde rapporten van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts alsmede gelet op de overige beschikbare medische gegevens, is er geen aanleiding het medische oordeel in twijfel te trekken. In de door appellant in beroep overgelegde informatie van de huisarts en de behandelend psychiater, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen, omdat deze stukken geen betrekking hebben op de datum in geding en omdat uit die stukken niet volgt dat de medische situatie op de datum in geding slechter was dan het Uwv heeft aangenomen. Nu appellant geen zelfstandige gronden heeft ingediend tegen de terugvordering van de verleende voorschotten, houdt het bestreden besluit stand.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat de (bezwaar)verzekeringsartsen ten onrechte hebben gesteld dat hij niet arbeidsongeschikt is, omdat de psychische klachten niet voortvloeien uit een medisch objectiveerbare aandoening. Meerdere psychiaters bevestigen de psychische klachten van appellant, wat door de rechtbank is miskend. Ten onrechte is aan appellant geen WIA-uitkering toegekend en ten onrechte worden van hem de uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.
3.2.
Het Uwv heeft bij verweerschrift van 24 juli 2012 zijn standpunt gehandhaafd. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft het Uwv bij brief van 15 november 2012 een rapport van 4 oktober 2012 van psychiater P.H.J. Notten overgelegd waarin de resultaten zijn neergelegd van een diagnostische opname van 27 augustus tot en met 31 augustus 2012 van appellant. Mede op basis van dit rapport heeft het Uwv de ziekmelding van appellant per
7 mei 2013 niet geaccepteerd. Hoewel dit een andere datum betreft dan de datum die in dit geding van belang is, acht het Uwv dit rapport ook van belang in de onderhavige zaak, omdat Notten tot precies dezelfde conclusies komt als Kondakҫi.
4.
De Raad komt tot een volgende beoordeling.
4.1.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd - in essentie een herhaling van de eerdere gronden - geeft geen aanleiding voor een ander oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit dan de rechtbank heeft gegeven. Met de rapporten van
28 maart 2011, 7 juli 2011 en 28 oktober 2011 alsmede het op verzoek van de verzekeringsarts door Kondakҫi uitgebrachte rapport van 15 juni 2011, hebben de verzekeringsartsen inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom er geen sprake is van een medisch objectiveerbare aandoening die als rechtstreeks en objectief medisch gevolg van ziekte of gebrek zijn aan te merken. De Raad merkt voorts op dat het door het Uwv in hoger beroep overgelegde rapport van Notten, hoewel geen betrekking hebbend op de datum in geding, geheel in lijn ligt met het eerdere, op verzoek van het Uwv, door Kondakҫi uitgebrachte rapport. Ook Notten heeft geen ernstig psychiatrisch toestandsbeeld bij appellant kunnen diagnosticeren. Volgens Notten claimt appellant een ernstige psychiatrische pathologie maar presenteert hij zich op een oninvoelbare, onechte wijze. Appellant is niet gedesoriënteerd; er is voldoende functioneel contact en appellant maakt geen vitaal depressieve indruk. Notten sluit zich volledig aan bij de conclusies van Kondakҫi.
Omdat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische stukken in het geding heeft gebracht, is er geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen dat niet is gebleken van beperkingen op basis van medisch objectiveerbare psychiatrische ziektebeelden. Het Uwv heeft op juiste gronden vastgesteld dat appellant op
1 juni 2011 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
4.2.
Uit het voorgaande vloeit voort dat moet worden vastgesteld dat het Uwv appellant vanaf 1 juni 2010 onverschuldigd voorschotten op de WIA-uitkering heeft betaald. Nu er geen afzonderlijke bezwaren bestaan tegen de beslissing tot terugvordering van de aan appellant verleende voorschotten, wordt het oordeel van de rechtbank met betrekking tot deze beslissing eveneens onderschreven.
4.3.
Uit het overwogene onder 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Hierin ligt tevens besloten dat het verzoek tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door M. Bruning als voorzitter, in tegenwoordigheid van
M.M. Spaans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2014.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) M.M. Spaans

TM