ECLI:NL:CRVB:2014:99
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- P.J.M. Crombach
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die vanaf 13 januari 2000 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats over de periode van 11 mei 2010 tot en met 7 april 2011, omdat appellant niet meer stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) en zijn woonsituatie onduidelijk was. Appellant had na een gedwongen ontruiming op zijn oude adres, niet tijdig melding gemaakt van zijn verhuizing naar het adres van zijn moeder. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan, wat een grond vormt voor de intrekking van de bijstand. De Raad benadrukt dat het van essentieel belang is dat betrokkene juiste en volledige informatie over zijn woonadres verstrekt, aangezien dit cruciaal is voor de verlening van bijstand. De Raad wijst erop dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college op de hoogte was van zijn verhuizing en dat zijn post automatisch werd doorgestuurd, wat niet afdoet aan zijn verplichting om het college te informeren.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar gedaan op 21 januari 2014.