ECLI:NL:CRVB:2015:1035
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag aan een Ghanese nationaliteit houder zonder geldige verblijfstitel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een Ghanese appellante die kinderbijslag had aangevraagd voor haar in Nederland geboren zoon. De appellante had eerder kinderbijslag ontvangen, maar deze was beëindigd omdat zij geen geldige verblijfstitel meer had. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had haar aanvraag voor kinderbijslag afgewezen, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellante geen recht op kinderbijslag kon ontlenen aan het nationale recht, en dat het internationale recht haar niet beschermde tegen uitsluiting van de verzekering voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) vanwege het ontbreken van een verblijfstitel. Het beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in combinatie met artikel 14 van het EVRM werd afgewezen, omdat er geen schrijnende omstandigheden waren die een uitzondering op het koppelingsbeginsel rechtvaardigden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde de Svb niet aansprakelijk voor schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, met S. Aaliouli als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 3 april 2015.