ECLI:NL:CRVB:2015:1059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van een IVA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een IVA-uitkering aan appellant, die zich in een situatie van arbeidsongeschiktheid bevond. Appellant, die als elektronicamonteur werkte, was op 11 mei 2010 uitgevallen door vermoeidheidsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder vastgesteld dat appellant recht had op een WGA-uitkering, maar appellant betwistte deze beslissing en stelde dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, waardoor hij recht had op een IVA-uitkering.
De Raad heeft de eerdere besluiten van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat verbetering van de belastbaarheid van appellant nog te verwachten was, en dat de beperkingen van appellant niet duurzaam waren. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze conclusie.
De Raad oordeelde dat de inschatting van de verzekeringsarts over de kans op herstel van appellant op basis van de beschikbare medische gegevens en de verwachte effecten van cognitieve gedragstherapie realistisch was. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 1.470,- werden begroot, en het Uwv moest het griffierecht van € 160,- vergoeden.