ECLI:NL:CRVB:2015:1060
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 10 augustus 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dit besluit was in een eerdere procedure door de rechtbank bevestigd.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende rekening hield met zijn psychische en lichamelijke klachten, waaronder jicht, knieklachten, rugklachten, en psychische problemen als gevolg van een ongeval. Hij stelde dat deze klachten niet goed waren meegewogen in de besluitvorming van het Uwv. De Raad heeft echter geoordeeld dat de bevindingen van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen juist waren en dat de geselecteerde functies medisch passend waren voor appellant.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen onderbouwd medisch oordeel had gepresenteerd dat de juistheid van het Uwv-standpunt in twijfel trok. De Raad concludeerde dat de FML een juist beeld gaf van appellants beperkingen en dat de geselecteerde functies in overeenstemming waren met zijn mogelijkheden. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.