ECLI:NL:CRVB:2015:107
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA na verkeersongeluk
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had zich na een verkeersongeluk op 24 april 2009 ziek gemeld voor haar werk als activiteitenbegeleider. Het Uwv stelde bij besluit van 20 december 2011 vast dat appellante met ingang van 30 december 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 20 juni 2012. In beroep heeft appellante medische rapporten ingediend, maar de rechtbank volgde het standpunt van het Uwv en verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er geen zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden en dat er ten onrechte geen urenbeperking is vastgesteld. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de hoger beroepsgronden voornamelijk herhalingen zijn van eerdere gronden en dat de rechtbank terecht het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gevolgd. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen beperkingen te herzien en dat de geselecteerde functies medisch passend zijn. Het hoger beroep wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.