ECLI:NL:CRVB:2015:108
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Geen recht op uitkering op grond van de Wet WIA; medische en arbeidskundige grondslag voldoende
Op 23 januari 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 16 juni 2012 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar psychische beperkingen onvoldoende waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de geselecteerde functies niet aansloten bij haar beperkingen.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het Uwv de ernst en omvang van haar beperkingen niet had onderschat. De Raad verwees naar de overgelegde medische stukken, waaronder brieven van haar behandelend psychiater, en concludeerde dat er geen aanleiding was om verdergaande beperkingen aan te nemen dan in de FML was neergelegd. De Raad bevestigde ook de beslissing van de rechtbank dat de geselecteerde functies medisch gezien passend waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 23 januari 2015.