ECLI:NL:CRVB:2015:1089
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van woningaanpassing in de vorm van een zitbad met deur wegens gebrek aan medische noodzaak
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 6 februari 2014 zijn aanvraag voor een woningaanpassing in de vorm van een zitbad met deur had afgewezen. Appellant, geboren in 1939, en zijn echtgenote maken gebruik van een kunststof zitbad in hun badkamer. Op 14 februari 2013 diende appellant een aanvraag in op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch heeft de aanvraag afgewezen, omdat er geen medische noodzaak zou zijn voor de gevraagde aanpassing. Appellant kan volgens het college gebruik maken van een douchestoel.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het advies van TriviumPlus, dat op 28 mei 2013 was uitgebracht, voldoende onderbouwing biedt voor de afwijzing van de aanvraag. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant in staat is om te douchen met behulp van een douchestoel en dat er geen bewijs is dat hij niet tegen een douchestraal kan. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet kan bewijzen dat hij niet tegen een douchestraal kan en dat hij problemen ondervindt bij het in- en uitstappen in bad.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen medische noodzaak bestaat voor de gevraagde woningaanpassing. De Raad heeft vastgesteld dat het advies van TriviumPlus zorgvuldig tot stand is gekomen en dat appellant niet met medische stukken heeft onderbouwd dat een zitbad noodzakelijk is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.