ECLI:NL:CRVB:2015:1089

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
14-1535 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van woningaanpassing in de vorm van een zitbad met deur wegens gebrek aan medische noodzaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 6 februari 2014 zijn aanvraag voor een woningaanpassing in de vorm van een zitbad met deur had afgewezen. Appellant, geboren in 1939, en zijn echtgenote maken gebruik van een kunststof zitbad in hun badkamer. Op 14 februari 2013 diende appellant een aanvraag in op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch heeft de aanvraag afgewezen, omdat er geen medische noodzaak zou zijn voor de gevraagde aanpassing. Appellant kan volgens het college gebruik maken van een douchestoel.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het advies van TriviumPlus, dat op 28 mei 2013 was uitgebracht, voldoende onderbouwing biedt voor de afwijzing van de aanvraag. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant in staat is om te douchen met behulp van een douchestoel en dat er geen bewijs is dat hij niet tegen een douchestraal kan. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet kan bewijzen dat hij niet tegen een douchestraal kan en dat hij problemen ondervindt bij het in- en uitstappen in bad.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen medische noodzaak bestaat voor de gevraagde woningaanpassing. De Raad heeft vastgesteld dat het advies van TriviumPlus zorgvuldig tot stand is gekomen en dat appellant niet met medische stukken heeft onderbouwd dat een zitbad noodzakelijk is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/1535 WMO
Datum uitspraak: 1 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
6 februari 2014, 13/5266 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2015. Voor appellant is verschenen mr. G. Hagens. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door C. de Laat.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren[in] 1939, en zijn echtgenote mevrouw [echtgenote], geboren [in] 1936, maken voor het baden gebruik van een kunststof zitbad dat los staat in de badkamer.
1.2.
Op 14 februari 2013 heeft appellant een aanvraag ingediend voor een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellant wil in aanmerking komen voor een woningaanpassing in de vorm van een zitbad met deur. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het college medisch advies gevraagd bij TriviumPlus. Op 28 mei 2013 heeft de medisch adviseur van TriviumPlus advies uitgebracht.
1.3.
Bij besluit van 3 juni 2013 heeft het college de aanvraag afgewezen. Bij besluit van
6 november 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat een zitbad met deur niet noodzakelijk is. Appellant kan gebruik maken van de douche met behulp van een douchestoel.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat uit het advies van TriviumPlus van 28 mei 2013 genoegzaam blijkt welke onderzoeken zijn gedaan, wat de medische bevindingen zijn en welke conclusie daaraan wordt verbonden voor de aangevraagde woningaanpassing. Op grond van dit advies heeft het college kunnen concluderen dat niet is gebleken dat appellant een douchestraal niet kan verdragen op de huid en dat appellant daarom in staat wordt geacht te douchen met gebruik van een douchestoel. Appellant heeft de conclusies van TriviumPlus niet met medische stukken onderbouwd weersproken. Het college heeft de aanvraag voor een zitbad met deur op juiste gronden afgewezen.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet kan bewijzen dat hij niet tegen een douchestraal kan op de rug en dat hij dan in ademnood komt, omdat niemand komt kijken. Ook het in- en uitstappen in bad geeft grote problemen. Appellant heeft een stuk overgelegd van specialist ouderengeneeskunde, M.S. Decates, van 17 maart 2014. Naar de mening van appellant is ten onrechte de conclusie getrokken dat er geen sprake was van een verband tussen de (medische) problematiek en de onmogelijkheid voor het gebruik van een douche.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellant geen gebruik kan maken van het huidige kunststof zitbad. In geschil is de vraag of een medische noodzaak bestaat voor een zitbad met deur.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college de aanvraag voor een zitbad met deur op juiste gronden heeft afgewezen. Niet is gebleken dat de door het college aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde adviesrapport van TriviumPlus onzorgvuldig tot stand is gekomen. Daarvoor is van belang dat de medisch adviseur dossieronderzoek heeft verricht, bij de huisarts informatie heeft opgevraagd en op huisbezoek is geweest bij appellant.
4.3.
Er bestaat geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de door de medisch adviseur getrokken conclusie. Uit het rapport van TriviumPlus volgt dat er geen medische noodzaak bestaat voor een zitbad met deur en dat appellant gebruik kan maken van een losse douchestoel op poten. Dat appellant geen gebruik kan maken van de douche vanwege ademhalingsproblemen is niet gebleken. Dit volgt ook niet uit het rapport van Decates. Uit dit rapport komt naar voren dat appellant douchen met een zachte douchestraal nooit heeft uitgeprobeerd. Voorts heeft appellant niet met medische stukken onderbouwd dat een bad nodig is voor de verzorging van de benen.
4.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) S. Aaliouli

NK