ECLI:NL:CRVB:2015:110
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellant, die in mei 2009 uitviel voor zijn werkzaamheden als productiemedewerker door een voorhoofdsholteontsteking, had later ook te maken met gewrichtsklachten en vermoeidheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 3 mei 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank benoemde een deskundige, orthopedisch chirurg dr. R.A.A. Bots, die concludeerde dat er geen sprake was van orthopedisch lijden. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden waarom appellant belastbaar was volgens de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). In hoger beroep voerde appellant aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn klachten, waaronder CVS en een somatoforme stoornis, en dat de FML niet adequaat was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen van het Uwv adequaat rekening hadden gehouden met de beperkingen van appellant en dat het rapport van psychiater dr. H.L.S.M. Busard, dat na de beoordelingsdatum was opgesteld, niet voldoende aanknopingspunten bood om het oordeel van de verzekeringsartsen te weerleggen. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies medisch passend waren en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder veroordeling in proceskosten.