ECLI:NL:CRVB:2015:1162

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
13-5033 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WGA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant, die zich op 28 september 2007 ziek meldde met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant in 2009 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 100% werd vastgesteld. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, uitgevoerd door psychiater W.M.J. Hassing, heeft het Uwv in 2011 besloten de WGA-uitkering per 10 februari 2012 te beëindigen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij het niet eens is met de vastgestelde beperkingen voor het verrichten van arbeid en dat hij recht heeft op een urenbeperking vanwege zijn langdurige afwezigheid van het reguliere arbeidsproces. Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De rechtbank heeft terecht geen reden tot twijfel gezien aan de bevindingen van de verzekeringsartsen. De rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en psychiater Hassing gaven voldoende onderbouwing voor de vastgestelde beperkingen. De informatie van de behandelend psychiater C. Roose werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om de eerdere conclusies te weerleggen. De Raad concludeert dat de geselecteerde voorbeeldfuncties medisch passend zijn voor appellant en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

13/5033 WIA
Datum uitspraak: 10 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 augustus 2013, 12/1994 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Wolter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Wolter. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was laatstelijk werkzaam als magazijnmedewerker. Voor dat werk heeft hij zich op 28 september 2007 vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld met psychische klachten. Bij besluit van 6 oktober 2009 heeft het Uwv appellant met ingang van 25 september 2009 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 100%.
1.2.
Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waarbij het Uwv een expertise heeft laten uitbrengen door psychiater W.M.J. Hassing, en na arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 9 december 2011 de WGA-uitkering van appellant beëindigd per 10 februari 2012, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is, onder verwijzing naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, bij besluit van 26 juni 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zich niet kan vinden in de door de verzekeringsarts van het Uwv ten aanzien van appellant vastgestelde beperkingen voor het verrichten van arbeid en de vaststelling dat geen aanleiding zou bestaan voor een urenbeperking. Appellant verwacht, omdat hij al geruime tijd niet meer heeft deelgenomen aan het reguliere arbeidsproces meer recuperatietijd nodig te hebben. Dit rechtvaardigt naar zijn opvatting een urenbeperking.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
De rechtbank heeft overwogen dat zij geen reden tot twijfel heeft aan de bevindingen van de verzekeringsartsen. Terecht heeft de rechtbank gewezen op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep waarin deze arts mede op grond van de bevindingen van psychiater Hassing, die op verzoek van de verzekeringsarts een expertise heeft verricht, heeft toegelicht dat met de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
22 november 2011 voldoende tegemoet wordt gekomen aan de psychische klachten van appellant. Een urenbeperking is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de orde, omdat een verminderde energetische belastbaarheid niet kenmerkend is voor de dysthyme stoornis, die psychiater Hassing bij appellant heeft vastgesteld. Evenmin geeft deze stoornis aanleiding om over te gaan tot een urenbeperking op preventieve gronden. De in beroep verstrekte informatie van de behandelend psychiater C. Roose heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gegeven tot twijfel aan de FML, nu deze informatie niet is gericht op de datum in geding.
4.2.
Hetgeen appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, tast de juistheid van het oordeel van de rechtbank niet aan. De in beroep overgelegde informatie van de behandelend psychiater Roose geeft de Raad onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat het Uwv ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen, nu in deze informatie een medische onderbouwing voor de noodzaak van het stellen van een urenbeperking ontbreekt. Tegen de achtergrond van het uitvoerig gemotiveerde rapport van psychiater Hassing komt de informatie van psychiater Roose, die een depressieve stoornis in plaats van een dysthyme stoornis als diagnose stelt, daarbij niet het gewicht toe dat appellant daaraan toegekend wenst te zien. Appellant heeft ook overigens in hoger beroep geen medische gegevens ingebracht die tot het oordeel moeten leiden dat hij ten tijde in geding (10 februari 2012) als gevolg van de bij hem bestaande klachten meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen is aangenomen.
4.3.
Uitgaande van de juistheid van de bij appellant door het Uwv vastgestelde beperkingen voor het verrichten van arbeid, moet het oordeel van de rechtbank worden onderschreven dat de ten aanzien van appellant geselecteerde voorbeeldfuncties in medisch opzicht voor hem passend zijn.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet dan ook worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2015.
(getekend) H. van Leeuwen
(getekend) J.R. van Ravenstein
IvR