ECLI:NL:CRVB:2015:1168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- P.H. Banda
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die werkzaam was als schoonmaker en zich op 15 september 2008 ziek meldde vanwege lage rugklachten met uitstraling naar het linkerbeen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bij besluit van 31 augustus 2010 vastgesteld dat appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had, omdat hij met ingang van 13 september 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 20 maart 2015 behandeld. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn rugpijnklachten en psychische klachten. Hij stelde dat de rugklachten veroorzaakt werden door een hernia-aandoening en dat de verzekeringsarts niet van de wortelcompressie bij het vaststellen van de belastbaarheid is uitgegaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden om hun conclusies te onderbouwen.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze grotendeels een herhaling waren van eerdere gronden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen sprake was van een ernstige rugpathologie op de datum in geding en dat de geselecteerde functies medisch passend waren voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.