ECLI:NL:CRVB:2015:1181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die eerder een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De uitkering werd echter ingetrokken wegens detentie en later heropend. Het Uwv heeft appellant opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid was gedaald naar 25 tot 35%. Appellant was het niet eens met deze herziening en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 2 maart 2015 was appellant aanwezig met zijn advocaat, terwijl het Uwv niet verscheen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellant correct had vastgesteld. De rechtbank had vastgesteld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellant, inclusief zijn longklachten en andere beperkingen. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen door het Uwv waren onderschat, maar de Raad oordeelde dat er geen onderbouwd medisch oordeel was dat de conclusies van het Uwv in twijfel trok.
De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies voor appellant medisch passend waren en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen schadevergoeding of proceskostenveroordeling toegekend. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 april 2015.