ECLI:NL:CRVB:2015:1197

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
13-4710 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor contra-expertise in WIA-procedure

In deze zaak heeft appellante op 16 oktober 2012 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van een contra-expertise ter hoogte van € 847,-. Appellante stelde dat zonder deze contra-expertise haar kansen in de beroepsprocedure tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een WIA-uitkering te verkrijgen, vrijwel nihil waren. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag op 22 oktober 2012 afgewezen, en deze afwijzing is later in bezwaar gehandhaafd. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond.

Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat in haar situatie, waar een eigen verzekeringsarts van het Uwv betrokken is, de kosten van een contra-expertise noodzakelijk zijn. Ze verwees naar richtlijnen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) en naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat een vreemdeling de uitkomst van een beoordeling door Bureau Documenten alleen kan aanvechten met een deskundigenrapport.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 3 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:637, al geoordeeld dat de kosten van een contra-expertise in een WIA-procedure niet als noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden aangemerkt. De Raad concludeert dat de situatie in de onderhavige zaak niet anders is dan in de eerdergenoemde uitspraak. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/4710 WWB
Datum uitspraak: 14 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
17 juli 2013, 13/999 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. T.A. Vetter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2014. Namens appellante is verschenen mr. Vetter. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. I. van Kesteren.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 16 oktober 2012 bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor de kosten van een contra-expertise ter hoogte van € 847,-. Zij heeft daarbij vermeld dat zij zonder een dergelijk onderzoek nagenoeg kansloos is in het kader van de door haar aangespannen beroepsprocedure naar aanleiding van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij afwijzend is beslist op haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.2.
Bij besluit van 22 oktober 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 januari 2013 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen op de grond dat er geen sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat, in een geval als hier aan de orde, waarbij in de WIA-procedure aan de zijde van het Uwv een eigen verzekeringsarts is ingeschakeld, de betrokkene in een beroepsprocedure zonder de inbreng van een contra-expertise kansloos is, zodat sprake is van noodzakelijke kosten. Appellante heeft gesteld dat de eigen behandelaar geen medische verklaring of een gezondheidsverklaring mag afleggen die ziet op de (arbeids)beperkingen. Zij verwijst in dat kader naar een richtlijn van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). Daarom kan alleen met een contra-expertise de door de (bezwaar)verzekeringsarts vastgestelde (arbeids)beperkingen met succes worden aangevochten. Appellante heeft voorts verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 19 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1232) waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat, aangezien voor de beoordeling of een door een vreemdeling overgelegd document authentiek dan wel vals of vervalst is, een specifieke deskundigheid is vereist die de staatssecretaris noch de bestuursrechter heeft, een vreemdeling de uitkomst van een zodanige beoordeling door Bureau Documenten slechts met succes zal kunnen bestrijden door middel van een andersluidend deskundigenrapport.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 3 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:637, in een soortgelijk geding de ook hier aangevoerde gronden beoordeeld en geoordeeld dat de kosten van een contra-expertise in een (te voeren) WIA-procedure niet als uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB kunnen worden aangemerkt. De Raad verwijst, kortheidshalve en om herhaling te voorkomen, naar de overwegingen in die uitspraak. Hieraan wordt nog toegevoegd dat het beroep op de uitspraak van de Afdeling van 19 september 2013 appellante niet kan baten. De in die uitspraak beschreven situatie is anders dan de situatie die in de rechtspraak met betrekking tot het verrichten van een contra-expertise in arbeidsongeschiktheidszaken aan de orde is.
4.2.
Uit 4.1 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2015.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) C.M.A.V. van Kleef

HD