ECLI:NL:CRVB:2015:1440
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering op basis van niet-duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een IVA-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante was vanaf 23 september 2010 in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering, omdat zij 100% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een herbeoordeling op 2 december 2011, heeft het Uwv besloten dat de hoogte van haar uitkering niet zou wijzigen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat zij meende recht te hebben op een IVA-uitkering. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond in een beslissing op 31 mei 2012.
De rechtbank heeft in de bestreden uitspraak geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten dat appellante per 2 december 2011 niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering. De rechtbank baseerde dit oordeel op de inschatting van de verzekeringsarts, die op basis van medische informatie concludeerde dat er een redelijke verwachting was dat de belastbaarheid van appellante zou verbeteren. Appellante was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de verzekeringsarts niet had gekeken naar de mogelijkheid dat de blijvende beperkingen van appellante tot volledige arbeidsongeschiktheid zouden leiden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1280,32, en moet het Uwv het griffierecht van € 160,- vergoeden.