ECLI:NL:CRVB:2015:1462

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
14-956 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn in het kader van de Algemene Nabestaandenwet

Op 8 mei 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat appellante had ingediend tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 19 januari 2012. Dit besluit weigerde appellante een nabestaanden- en halfwezenuitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW) toe te kennen, omdat haar overleden echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor deze wet. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De Svb had appellante op 7 februari 2012 op de hoogte gesteld van het besluit, en de bezwaartermijn van zes weken was op 8 februari 2012 begonnen en eindigde op 20 maart 2012. Appellante heeft pas op 2 juni 2012 bezwaar gemaakt, wat betekent dat zij de termijn heeft overschreden zonder verschoonbare redenen aan te voeren. De rechtbank heeft het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/956 ANW
Datum uitspraak: 8 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
17 oktober 2013, 13/862 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2015. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.P. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Svb heeft appellante bij besluit van 19 januari 2012 geweigerd een nabestaanden- en halfwezenuitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet (ANW) toe te kennen, omdat haar overleden echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor die wet. Bij brief van 7 februari 2012 heeft de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) appellante in kennis gesteld van de inhoud van dat besluit.
1.2.
Bij brief van 2 juni 2012, en later ook bij brief van 25 september 2012, heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 januari 2012. Zij heeft daarbij vermeld dat haar echtgenoot een ouderdomspensioen ontving en dat zij een minderjarige dochter heeft. Appellante heeft geen inkomen en geen huis.
1.3.
De Svb heeft appellante bij brief van 17 oktober 2012 gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Appellante heeft hier hetzelfde op geantwoord als onder 1.2 is vermeld.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 6 december 2012 is het bezwaar tegen het besluit van
19 januari 2012 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden en de Svb geen redenen bekend zijn op grond waarvan de te late indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar zou zijn.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak betwist.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Overeenkomstig artikel 6:8 van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Nu het besluit appellante via de CNSS is toegezonden, is op grond van artikel 25 van het Administratief Akkoord bij het Verdrag met Marokko bepalend de datum van ontvangst door appellante van de samenvatting van het besluit. Aangezien de CNSS appellante het besluit bij brief van 7 februari 2012 heeft toegezonden en appellante niet heeft betwist het besluit rond die tijd te hebben ontvangen, moet worden aangenomen dat de bezwaartermijn op 8 februari 2012 is aangevangen en op 20 maart 2012 is geëindigd.
4.3.
Nu appellante eerst bij brief van 2 juni 2012 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 19 januari 2012, moet worden vastgesteld dat appellante niet tijdig bezwaar heeft ingesteld.
4.4.
Appellante heeft geen omstandigheden aangevoerd, op grond waarvan die overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is te achten in de zin van artikel 6:11 van de Awb. Ook wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Dit betekent dat de Svb terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.5.
Uit wat hiervoor onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) P. Uijtdewillegen

NK

III.
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue: confirme la décision attaquée
Par conséquent, décidée par T.L. de Vries en présence de P. Uitdewillegen en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 8 Mai 2015.