ECLI:NL:CRVB:2015:1496
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 10 februari 2007 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanleiding voor de intrekking was de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning van appellant op 2 maart 2011, waar 298 hennepplanten werden aangetroffen. Appellant heeft tijdens een verhoor op 9 maart 2011 verklaard dat hij de eigenaar van de hennepplantage was en dat de plantjes 13 dagen oud waren. Hierop heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellant.
Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten op 16 november 2011 besloten om de bijstand van appellant over de periode van 1 januari 2011 tot en met 2 maart 2011 in te trekken en een bedrag van € 1.959,09 netto terug te vorderen. Tevens werd de bijstand van appellant met ingang van 1 december 2011 voor de duur van één maand verlaagd met 40% wegens schending van de inlichtingenverplichting.
Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar aangetekend, maar het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellant tegen dit besluit op 25 oktober 2013 ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur niet onzorgvuldig had gehandeld bij het vaststellen van de aanvangsdatum van de hennepkwekerij en dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling dat hij pas later was begonnen met de kwekerij te onderbouwen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.