ECLI:NL:CRVB:2015:1559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische grondslag en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende diepgaand en zorgvuldig was geweest. De rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige afdoende had gemotiveerd waarom appellante in staat werd geacht de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar klachten en beperkingen, waaronder dyslexie.
Appellante had zich op 28 december 2010 arbeidsongeschikt gemeld en was eerder werkzaam geweest als hovenier en taxichauffeur. Het Uwv had op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld dat appellante met ingang van 25 december 2012 niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen waren onderschat en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren. De Raad oordeelde dat de hoger beroepsgronden voornamelijk herhalingen waren van eerdere argumenten en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de rapporten van de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd waren.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier M. Crum, en werd openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.