ECLI:NL:CRVB:2015:1578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor de functie van inpakker na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die sinds 1993 een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant, die in 1992 als gevolg van rugklachten uitviel voor zijn werk als visverwerker, werd in 2011 ziek gemeld met psychische klachten. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant per 31 maart 2012 weer geschikt was voor de functie van inpakker, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, stellende dat zijn klachten niet waren veranderd en dat het Uwv onvoldoende zorgvuldig onderzoek had verricht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat appellant, ondanks zijn psychische en fysieke klachten, in staat werd geacht de functie van inpakker te vervullen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 mei 2015.