ECLI:NL:CRVB:2015:1592
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beëindiging van uitkering op grond van de Ziektewet na ziekmelding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die als stratenveger werkzaam was en zich op 9 augustus 2012 ziek meldde vanwege spier-, pees- en gewrichtsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde zijn uitkering op 5 november 2012, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn arbeid. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep ongegrond, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 20 maart 2015 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij voerde aan dat het verzekeringsgeneeskundig oordeel onjuist was en dat er nieuwe medische feiten waren die niet waren meegenomen in de beoordeling. Appellant stelde dat zijn gewrichtsklachten sinds 2010 waren toegenomen en dat er inmiddels reuma was vastgesteld. Hij overhandigde medische informatie van een internist/reumatoloog ter ondersteuning van zijn claims.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere, verzwarende aspecten waren die de geschiktheid van appellant voor zijn werk als stratenveger in twijfel trokken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.