Uitspraak
25 september 2013, 13/3376 (aangevallen uitspraak)
W.H.M. Visser.
OVERWEGINGEN
13 augustus 2013 en 5 februari 2014, onvoldoende aanknopingspunten om op grond van de bevindingen van de verzekeringsarts, de informatie van Centrum ’45 en appellantes persoonlijk en sociaal functioneren rond de datum in geding in verband met de psychische klachten van appellante (depressieve en angstklachten als gevolg van trauma’s) vaststelling van ernstiger beperkingen in de rubrieken 1 (persoonlijk functioneren) en 2 (sociaal functioneren) aangewezen te achten dan de verzekeringsarts in de FML heeft neergelegd. Ten aanzien van de neusoperatie in het verleden, de migraineklachten en de beenklachten van appellante heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapporten van 12 maart 2013, 26 juni 2013 en 5 februari 2014 inzichtelijk toegelicht dat geen sprake was van objectiveerbare aandoeningen en beperkingen op de datum in geding. Met de astmaklachten is rekening gehouden in de FML.
9 januari 2015 dat ter beantwoording van de vraagstelling van de Raad van 5 januari 2015 is uitgebracht. In deze rapporten wordt inzichtelijk en overtuigend beargumenteerd dat appellante werkzaamheden kan verrichten verbonden aan functies waarin de belasting in overeenstemming is met haar verzekeringsgeneeskundig vastgestelde mogelijkheden en beperkingen. Met betrekking tot appellantes grond, die eerst ter zitting van de Raad naar voren is gebracht, dat zij te hoog is opgeleid voor de geduide functies, ziet de Raad evenmin aanleiding te bepalen dat appellante niet geschikt zou zijn voor deze functies. De geduide functies voldoen immers aan artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit, waaruit (onder meer) volgt dat bij de bepaling van hetgeen appellante nog met arbeid kan verdienen in aanmerking wordt genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 162,- vergoedt;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van € 2.205,-.