ECLI:NL:CRVB:2015:1856

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 mei 2015
Publicatiedatum
11 juni 2015
Zaaknummer
14-128 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake terugvordering loongerelateerde WGA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de terugvordering van een te veel betaalde loongerelateerde WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het Uwv op grond van artikel 77 van de Wet WIA bevoegd is om onverschuldigd betaalde uitkeringen terug te vorderen. Appellante had in hoger beroep de gronden van haar eerdere beroep herhaald, maar zonder nieuwe onderbouwing. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen dringende redenen heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een gedeeltelijke of gehele afzien van terugvordering, zoals bedoeld in de wet. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/128 WIA
Datum uitspraak: 18 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 november 2013, 12/1718 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J. Aanen hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 2 mei 2012 heeft het Uwv de over de periode van 4 oktober 2010 tot
1 mei 2012 te veel betaalde loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ten bedrage van € 9.698,88 van appellante teruggevorderd. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van
10 oktober 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat ingevolge artikel 77, eerste lid, van de Wet WIA, een uitkering, die op grond van deze wet onverschuldigd is betaald en hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 76 van de Wet WIA door het Uwv is betaald of verstrekt, door het Uwv wordt teruggevorderd. Ingevolge het vierde lid van artikel 77 (oud) van de Wet WIA kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, indien daarvoor dringende redenen zijn. Verder heeft de rechtbank overwogen dat naar vaste jurisprudentie van de Raad (daarbij is gewezen op de uitspraak van 13 januari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL0372) van dergelijke dringende redenen, kort weergegeven, slechts sprake is, indien het gaat om onaanvaardbare (financiële of sociale) omstandigheden in een individueel geval. Gelet op hetgeen appellante naar voren heeft gebracht in haar brief van 10 september 2013, heeft de rechtbank het beroep van appellante op dringende redenen aldus opgevat, dat zij stelt dat zij met ingang van
1 januari 2008 recht zou hebben op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet, maar dat zij daartoe abusievelijk geen aanvraag heeft gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit geen dringende redenen als hiervoor bedoeld zijn. Ook overigens zijn geen dringende redenen gesteld noch gebleken.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep verzocht hetgeen zij in beroep in haar brief van
10 september 2013 heeft gesteld als herhaald en ingelast te beschouwen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellante heeft aangevoerd in hoger beroep zijn een herhaling van de gronden van het beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak deze gronden besproken en is tot het oordeel gekomen dat deze niet kunnen slagen. Appellante heeft niet onderbouwd waarom zij de overwegingen, zoals weergegeven in de aangevallen uitspraak niet juist acht. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan dat oordeel ten grondslag zijn gelegd.
4.2.
Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2015.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) D. van Wijk

JL