Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
in totaal € 166,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 januari 2014. De Svb had ter uitvoering van een tussenuitspraak van 19 december 2014 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin werd meegedeeld dat de afkoopsom pensioen niet zou worden gekort op de ANW-uitkering van appellante en dat de terugvordering van de teveel betaalde ANW-uitkering niet zou worden gehandhaafd. Dit betekende dat de Svb volledig tegemoetkwam aan het bezwaar van appellante.
Appellante, vertegenwoordigd door mr. drs. G.E. Treffers, had in een zienswijze op 19 maart 2015 aangegeven dat zij tevreden was met de uitkomst, maar dat er een nieuw gebrek was ontstaan omdat de Svb niet had gemotiveerd waarom er geen nieuwe hoorzitting was gehouden. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er geen belang meer was bij een beoordeling van het hoger beroep, gezien het feit dat de Svb aan het inhoudelijke bezwaar van appellante had voldaan.
De Raad overwoog verder dat, hoewel de Svb niet verplicht was om een nieuwe hoorzitting te houden, het wel had moeten motiveren waarom dit niet was gedaan. Aangezien appellante niet in haar belangen was geschaad, werd het besluit van de Svb in stand gelaten. De Raad veroordeelde de Svb tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.205 bedroegen, en bepaalde dat de Svb het griffierecht van € 166 aan appellante moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan door T.L. de Vries, met M.D.F. de Moor als griffier.