Uitspraak
7 november 2013, 13/2309 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante, die zich op 18 oktober 2010 ziek meldde wegens psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij met ingang van 15 oktober 2012 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de voor appellante vastgestelde belastbaarheid. De verzekeringsarts had voldoende gemotiveerd dat de beperkingen van appellante niet waren onderschat. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar psychische klachten en de dwangstoornis, in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de rapporten van de arbeidsdeskundigen voldoende inzicht boden in de geschiktheid van appellante voor de functies.
Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was om de geselecteerde functies uit te oefenen. De Raad oordeelde echter dat de door appellante overgelegde medische gegevens geen nieuwe feiten opleverden die de eerdere vaststelling van haar belastbaarheid konden weerleggen. De Raad concludeerde dat de huidige situatie van appellante, waaronder de noodzaak tot opname voor behandeling van haar dwangstoornis, niet relevant was voor de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid per 15 oktober 2012. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.