ECLI:NL:CRVB:2015:1896
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van rugklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich op 8 november 2010 ziek had gemeld vanwege linker enkelklachten, had een verzoek ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 5 november 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische informatie van appellant, inclusief de door hem overgelegde stukken. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen vanwege zijn rugklachten en een depressieve stoornis. Hij had aanvullende medische documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet onzorgvuldig was en dat de gronden van appellant niet voldoende waren om de medische grondslag van het bestreden besluit te weerleggen. De Raad concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad wees ook op het feit dat appellant geen nieuwe objectieve medische gegevens had overgelegd die zijn stelling konden onderbouwen. De uitspraak werd gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van griffier D. van Wijk.