ECLI:NL:CRVB:2015:1972

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
19 juni 2015
Zaaknummer
13-5569 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op nabestaandenuitkering ANW wegens gebrek aan verzekering op overlijdensdatum

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had afgewezen. De echtgenoot van appellante, die op 1 juli 2011 is overleden, was op de dag van zijn overlijden niet verzekerd voor de ANW. Appellante had eerder een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat haar echtgenoot niet verzekerd was op het moment van overlijden. In bezwaar heeft appellante haar slechte financiële en medische situatie uiteengezet en aangeboden om premies voor een vrijwillige verzekering te betalen, maar de Svb verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen deze beslissing van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat zij bereid is om premies te betalen voor een postume verzekering voor haar overleden echtgenoot. De Svb heeft echter bewijs overgelegd waaruit blijkt dat de echtgenoot van appellante niet bevoegd was om deel te nemen aan de vrijwillige verzekering, omdat hij op 31 december 1999 niet verplicht verzekerd was op grond van zijn AOW-pensioen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat appellante geen recht heeft op de nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.

De Raad heeft geconcludeerd dat de bereidheid van appellante om premies te betalen voor de verzekering niet afdoet aan de rechtmatigheid van de beslissing van de Svb. De uitspraak van de rechtbank wordt volledig onderschreven, en het hoger beroep van appellante wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.

Uitspraak

13/5569 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 september 2013, 12/3734 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 19 juni 2015
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2015. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Zij is op 15 november 2001 gehuwd met [naam echtgenoot]. De echtgenoot van appellante heeft enige tijd in Nederland gewoond en gewerkt en is in 1994 teruggekeerd naar Marokko. Hij ontving aldaar een ouderdomspensioen op grond van Algemene Ouderdomswet (AOW). Op 1 juli 2011 is de echtgenoot van appellante overleden.
1.2.
Appellante heeft vervolgens een aanvraag om een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) ingediend bij de Svb. Bij besluit van 8 december 2011 heeft de Svb afwijzend op deze aanvraag beslist, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
1.3.
In bezwaar tegen dit besluit heeft appellante gewezen op haar slechte medische en financiële situatie en heeft zich bereid verklaard de premies voor de vrijwillige verzekering te betalen om recht te krijgen op dit pensioen.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 26 juni 2012 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 8 december 2011 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij bereid is om alsnog premies te betalen voor een (postume) verzekering voor de ANW van haar overleden echtgenoot.
3.2.
De Svb heeft in hoger beroep een besluit van 20 juli 2000 in het geding gebracht waarbij aan de echtgenoot van appellante is bericht dat hij niet bevoegd is deel te nemen aan de vrijwillige verzekering op grond van de ANW, omdat hij op 31 december 1999 niet verplicht verzekerd was op grond van zijn AOW-pensioen. Tevens is overgelegd een besluit van de Svb van 5 september 2012 waarbij aan appellante is medegedeeld dat het niet mogelijk is om ten behoeve van haar overleden echtgenoot premie te betalen voor de vrijwillige verzekering voor de ANW.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering in de zin van de ANW, omdat haar overleden echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de daarbij gebezigde overwegingen worden geheel onderschreven. De echtgenoot van appellante was in ieder geval ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd voor de ANW. De bereidheid van appellante om alsnog premies te betalen voor de (postume) verzekering van haar echtgenoot voor de ANW kan niet afdoen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Reeds in 2000 heeft de Svb aan de echtgenoot van appellante medegedeeld dat hij niet verzekerd was ingevolge de ANW en dat hij niet bevoegd was om deel te nemen aan de vrijwillige verzekering voor die wet. De Svb heeft inmiddels het verzoek van appellante om terug te komen van dat besluit afgewezen bij besluit van
5 september 2012. Laatstgenoemd besluit is inmiddels rechtens onaantastbaar geworden, nadat eerst het gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard en vervolgens ook het ingestelde beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
4.3.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.2 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) D. van Wijk
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip kring van verzekerden.

CVG