ECLI:NL:CRVB:2015:1990

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
12-6825 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente over bruto na te betalen uitkering in WAJONG-zaak

Op 19 juni 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de erven van een betrokkene die aanspraak maken op een Wajong-uitkering. De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaar van de betrokkene tegen een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gegrond is verklaard. Dit besluit, dat de toekenning van de uitkering met terugwerkende kracht over de periode van 3 april 1995 tot 8 februari 2012 betreft, heeft geleid tot de noodzaak om de wettelijke rente over de na te betalen uitkering te vergoeden. De Raad heeft geoordeeld dat de erven recht hebben op deze vergoeding, aangezien er vertraging in de uitbetaling heeft plaatsgevonden door toedoen van het Uwv.

De Raad heeft ook de kosten van de erven in de bezwaarfase en de proceskosten in het hoger beroep beoordeeld. De totale kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.960,-. De uitspraak van de Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep gegrond. Het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente en de proceskosten aan de erven. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

12/6825 WAJONG
Datum uitspraak: 19 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van
9 november 2012, 12/141 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven en/of rechtverkrijgenden (erven) van [betrokkene] (betrokkene), laatstelijk wonende te [woonplaats]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 12 september 2014 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2014:3018.
Het Uwv heeft op 28 november 2014 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 29 december 2014 heeft mr. J.W. Brouwer namens de erven verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente. Voorts is verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat (nader) onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Bij het besluit 28 november 2014 is het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van
8 augustus 2011 alsnog gegrond verklaard, dit besluit herroepen en vastgesteld dat aan betrokkene met terugwerkende kracht een AAW-/Wajong-uitkering wordt toegekend over de periode van 3 april 1995 tot 8 februari 2012.
2.1.
De Raad stelt vast dat het besluit van 10 november 2011 - waarbij het bezwaar aanvankelijk ongegrond was verklaard - bij het besluit van 28 november 2014 is gewijzigd. Gelet op het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente hebben de erven nog een belang bij een beslissing op het beroep tegen het besluit van 10 november 2011.
2.2.
Nu bij het besluit 28 november 2014 de rechtsgevolgen van het besluit van 8 augustus 2011 ongedaan zijn gemaakt, dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd. Het besluit van 10 november 2011 dient - wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - te worden vernietigd en het beroep tegen dit besluit dient alsnog gegrond te worden verklaard.
3.1.
De erven hebben verzocht om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de bruto na te betalen uitkering.
3.2.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat sprake is van aan het Uwv te wijten vertraging in de uitbetaling van de uitkering, dient dit verzoek te worden toegewezen.
3.3.
Het Uwv heeft erop gewezen dat de gemeente Assen over de periode van 3 april 1995 tot 8 februari 2012 een inkomensvoorziening heeft verstrekt. De Raad overweegt dat de wettelijke rente dient te worden berekend over de nabetaling die resteert na de (bruto) verrekening met de door de gemeente over de periode verstrekte inkomensvoorziening. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad voorts naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
4.1.
Het Uwv bij het besluit van 28 november 2014 vastgesteld dat de erven recht hebben op vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase. De Raad staat nog ter beoordeling of het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten die de erven redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
4.2.
Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in deze proceskosten. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 980,- voor verleende rechtsbijstand in beroep, € 980,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal
€ 1.960,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 10 november 2011;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan de erven van de schade zoals onder 3.1 tot en met 3.3. van deze uitspraak is vermeld.
  • bepaalt dat het Uwv aan de erven het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 156,- vergoedt;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van de erven tot een bedrag van € 1.960,-.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.D.F. Smit-de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.D.F. Smit-de Moor

NW