ECLI:NL:CRVB:2015:1991
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) appellant schuldig nalatig had verklaard in het betalen van de verschuldigde premie ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) over de jaren 2001 tot en met 2005. De Svb had vastgesteld dat appellant 100% schuldig nalatig was. Echter, bij een beslissing op bezwaar van 5 mei 2015 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat hij niet langer schuldig nalatig wordt geacht voor de jaren 2001 tot en met 2005 en 2007, en dat de eerdere verklaringen worden ingetrokken.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de Svb met deze beslissing volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Hierdoor is de Raad van mening dat appellant geen (proces)belang meer heeft bij een beoordeling van de uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Appellant had verzocht om vergoeding van proceskosten, maar aangezien hij in persoon heeft geprocedeerd, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking. De Raad heeft wel bepaald dat de Svb het betaalde griffierecht van € 162,- aan appellant moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.