ECLI:NL:CRVB:2015:2065
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die voorheen als cateringmedewerker/bezorger werkte, had zich op 31 januari 2013 ziek gemeld vanwege diverse lichamelijke klachten. Na een beoordeling door een verzekeringsarts op 22 april 2013, werd geconcludeerd dat de appellant per 1 mei 2013 weer geschikt was voor zijn arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond na herbeoordeling.
De rechtbank Den Haag oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om informatie op te vragen bij de behandelend sector. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn beperkingen onvoldoende waren onderkend. Het Uwv vroeg om bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was. De Raad benadrukte dat verzekeringsartsen in beginsel mogen vertrouwen op hun eigen oordeel en dat er geen noodzaak was voor het opvragen van aanvullende informatie. De argumenten van appellant in hoger beroep werden als herhalingen van eerdere stellingen beschouwd, zonder nieuwe medische gegevens die de eerdere conclusies in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder proceskostenveroordeling.