ECLI:NL:CRVB:2015:2243
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die als kassamedewerker werkte, was sinds 27 januari 2005 arbeidsongeschikt na een val tijdens haar werk. In 2007 werd haar een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, maar in 2013 besloot het Uwv, na heronderzoek, dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was en beëindigde de uitkering. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij door psychosociale problemen en lichamelijke klachten meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv niet onzorgvuldig was en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van appellante op 13 mei 2013 terecht had vastgesteld. De Raad concludeerde dat appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De rechtbank had voldoende gemotiveerd dat de functies die aan appellante waren geduid, passend waren en dat haar belastbaarheid niet werd overschreden. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskostenveroordeling af.