ECLI:NL:CRVB:2015:2275
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv over loongerelateerde uitkering en arbeidsongeschiktheid
Op 14 januari 2014 heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, waarin de einddatum van de loongerelateerde uitkering van appellant is vastgesteld op 21 augustus 2014. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv het bestreden besluit, dat de einddatum van de loongerelateerde uitkering op 7 februari 2014 stelde, niet handhaaft. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd worden. De Raad verklaart het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dit besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 november 2013, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant, die in Spanje woont, heeft gronden van medische en arbeidskundige aard aangevoerd. Hij stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat zijn gezondheidstoestand onvoldoende is meegewogen. Appellant lijdt aan ernstige rug- en nekklachten en heeft recentelijk aderverkalking vastgesteld gekregen. Hij betoogt dat hij niet in staat is om enige vorm van arbeid te verrichten en dat de duur van zijn loongerelateerde uitkering langer zou moeten zijn dan door het Uwv is vastgesteld.
De Raad komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 77,89% heeft vastgesteld. De Raad oordeelt dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig hebben gehandeld en dat de door appellant aangevoerde medische gronden niet voldoende zijn onderbouwd om aan de juistheid van het Uwv-standpunt te twijfelen. De Raad wijst erop dat de rechtbank de beroepsgrond van appellant dat de geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn, terecht heeft verworpen. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant en bepaalt dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht vergoedt.