ECLI:NL:CRVB:2015:2329

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
13-2002 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstandsuitkering wegens ontbreken woonlasten en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Velsen. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had geen woonlasten, omdat hij geen woning aanhield. Het college verlaagde de bijstandsuitkering met 18% van de gezinsnorm, omdat appellant geen verifieerbare gegevens over zijn verblijfskosten in een pension had overgelegd. Appellant stelde dat hij recht had op een uitzondering op de regels vanwege de hardheidsclausule in de Verordening, maar de Raad oordeelde dat de kosten die appellant beweerdelijk had gemaakt niet samenhingen met woonkosten en dat zijn beroep op de hardheidsclausule niet kon worden gehonoreerd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van verifieerbare gegevens bij het indienen van claims voor bijstandsverlening en de strikte toepassing van de regels omtrent woonlasten.

Uitspraak

13/2002 WWB
Datum uitspraak: 14 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
5 maart 2013, 12/4253 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Velsen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.J. Bettink, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bettink. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Appellant stond ten tijde in geding ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) op het adres [adres] te [woonplaats]. Op dat adres lag de woonboot van appellant.
1.2.
Naar aanleiding van een aan appellant gerichte, retour gekomen, brief met de melding “persoon vertrokken” heeft het Team Sociale Zaken van de gemeente Velsen een onderzoek ingesteld naar de verblijfplaats van appellant. In dit verband heeft op 13 maart 2012 een gesprek met appellant plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft appellant onder andere verklaard dat hij geen woonboot meer heeft, dat hij her en der in de gemeente Velsen verblijft en dat hij geen woonlasten heeft.
1.3.
Bij besluit van 15 maart 2012 heeft het college de bijstand met ingang van 1 april 2012 onder toepassing van de Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012 gemeente Velsen (Verordening) verlaagd met 18% van de gezinsnorm wegens het ontbreken van woonlasten.
1.4.
Bij besluit van 17 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 15 maart 2012 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat appellant geen woning aanhoudt en derhalve geen woonkosten heeft als bedoeld in artikel 6 van de Verordening.
4.2.
Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat in zijn geval op grond van artikel 8 van de Verordening - in deze bepaling is een hardheidclausule neergelegd - een uitzondering moet worden gemaakt op artikel 6 van de Verordening. Volgens appellant overnacht hij zo nu en dan in een pension om bij te komen en heeft hij overigens niet de beschikking over een adequate kookvoorziening voor het bereiden van maaltijden, zodat hij buiten de deur moet eten. Beide omstandigheden leiden tot (extra) kosten en dus is een uitzondering op artikel 6 van de Verordening gerechtvaardigd.
4.3.
Die beroepsgrond slaagt niet. Appellant heeft terzake van de gestelde kosten voor verblijf in een pension geen verifieerbare gegevens overgelegd. Reeds om die reden kan het beroep op de hardheidsclausule in deze niet worden gehonoreerd. Daarnaast geldt ten aanzien van de kosten die appellant beweerdelijk heeft moeten maken als gevolg van het ontbreken van een adequate kookvoorziening - los van de vraag of die kosten niet onder de kosten van levensonderhoud vallen en dus in beginsel uit de bijstandsnorm moeten worden voldaan - dat die kosten niet samenhangen met woonkosten dan wel in een te ver verwijderd verband staan met de kosten als bedoeld in artikel 6 van de Verordening.
4.4.
Gelet op 4.1 tot en met 4.3 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2015.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) C.M. Fleuren

HD