ECLI:NL:CRVB:2015:233
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van geduide functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die in 2000 wegens schouderklachten uitviel voor haar werkzaamheden, ontving vanaf 2001 een WAO-uitkering. Na een herziening door het Uwv in 2011, waarbij haar arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 25 tot 35%, heeft appellante bezwaar gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht het verzekeringsgeneeskundig onderzoek als zorgvuldig beschouwde. De door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) werden niet in twijfel getrokken. Appellante voerde aan dat haar fysieke en psychische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling, maar de Raad vond dat de verzekeringsartsen de relevante informatie van haar huisarts en eerdere diagnoses adequaat hadden betrokken.
De Raad concludeerde dat de geduide functies medisch geschikt waren voor appellante en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.