ECLI:NL:CRVB:2015:2616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en terugvordering voorschot bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 30 oktober 2012 een aanvraag voor bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), waarbij hij ook bijzondere bijstand voor inrichtingskosten vroeg. Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel heeft deze aanvragen afgewezen, omdat de verhuizing niet onvoorzien was en de appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De appellant had zich op 30 oktober 2012 gemeld voor bijstand en had op 5 december 2012 een aanvraag ingediend. Het college heeft een huisbezoek afgelegd en geconstateerd dat de woning van de appellant leeg was, wat de afwijzing van de bijstandsaanvraag heeft onderbouwd. De Raad oordeelde dat de kosten voor de inrichting van de woning niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden, aangezien de appellant al geruime tijd had kunnen reserveren voor deze kosten.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering van het voorschot door het college terecht was, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De appellant had niet aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres en de gestelde financiële moeilijkheden vormden geen dringende reden om van terugvordering af te zien. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter.