Uitspraak
OVERWEGINGEN
8 januari 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
27 december 2012 vervatte conclusie dat weliswaar sprake is van een lichte verstoring van de energiehuishouding, doch dat bij appellante geen sprake is van een dusdanig verminderd energetisch vermogen dat een urenbeperking geïndiceerd is. Evenmin is bij appellante sprake van een situatie waar in preventieve zin een urenbeperking aangewezen is, omdat fulltime werken zou leiden tot schade van haar gezondheid of dat zij als gevolg van een behandeling verminderd beschikbaar is. Uit de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingewonnen informatie bij de behandelend psychiater blijkt voorts dat appellante ten tijde van de datum in geding bekend is met een milde depressie. Desalniettemin heeft die verzekeringsarts reden gezien beperkingen aan te nemen op het gebied van persoonlijk functioneren. Nu appellante haar stellingen niet met medische stukken heeft onderbouwd, is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met de in de FML van
27 december 2012 de bij appellante in verband met haar psychische en fysieke klachten bestaande beperkingen bij het verrichten van arbeid niet heeft onderschat.
(SBC-code 111180)” ook voor haar geschikt is. Vergelijking van het voor appellante geldende maatmanloon met het loon dat zij nog kan verdienen met de haar voorgehouden passende functies leidt tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%. De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat voor appellante met ingang van 6 juli 2012 geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA is ontstaan.