ECLI:NL:CRVB:2015:2721
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand na faillissement
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als directeur en werknemer werkzaam was voor een failliete BV, had op 14 juni 2013 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellant niet alle gevraagde gegevens had overgelegd. De rechtbank heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
Appellant betwist in hoger beroep dat hij in staat was de gevraagde gegevens te overleggen, omdat alle stukken met betrekking tot de failliete BV in beslag waren genomen. Hij stelde dat hij geen vermogen of inkomsten had en dat zijn privérekeningen geblokkeerd waren. De Raad overweegt dat het college op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aanvraag buiten behandeling mocht stellen, omdat de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor een goede beoordeling. De Raad concludeert dat appellant redelijkerwijs in staat had moeten zijn om de gevraagde jaarbalans en winst- en verliesrekening over 2010 te overleggen, aangezien er jaarstukken van dat jaar beschikbaar waren.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.