ECLI:NL:CRVB:2015:2763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand op grond van verwijtbaar handelen van appellant in re-integratietraject
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die van 2000 tot 2008 als medewerker heeft gewerkt en daarna een pizzeria heeft geëxploiteerd, ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rhenen verlaagde de bijstand van de appellant met 40% en later met 100% vanwege het niet nakomen van verplichtingen in het kader van een re-integratietraject. De Raad oordeelt dat de handelwijze van de appellant verwijtbaar was, omdat hij niet op afspraken is verschenen en geen medewerking heeft verleend aan het traject. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de opgelegde maatregelen niet onevenredig waren, gezien de ernst van de gedragingen en de recidive. De Raad bevestigt deze conclusie en stelt dat het college terecht de bijstand heeft verlaagd. De Raad benadrukt dat het college verantwoordelijk is voor het aanbieden van passende re-integratievoorzieningen en dat de appellant verplicht was hieraan mee te werken. De Raad komt tot de conclusie dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de verlaging af te zien. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.