ECLI:NL:CRVB:2015:2805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en medische geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld vanwege artroseklachten en een longontsteking. Appellant had zich per 19 juni 2012 ziek gemeld en op 14 september 2012 oordeelde de verzekeringsarts dat hij per 17 september 2012 weer in staat was om zijn werk als service- en onderhoudsmonteur te verrichten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde daarop de uitkering. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop volgde beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellant had gezien en dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat appellant op de datum in geding niet in staat was om te werken.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij door zijn klachten niet in staat was om zijn arbeid te verrichten en bestreed hij de conclusie van de verzekeringsarts. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat hij op de datum in geding niet kon werken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.